Kluisbos

  Het Kluisbos is één van de oudste bossen van Aalst. Samen met het Kravaalbos in Meldert maakte het deel uit van het uitgestrekte Kolenwoud dat eeuwen geleden het landschap in deze streken bepaalde.

In de 12de eeuw werd de Kluis door enkele kluizenaars bewoond. De belangrijkste was Radulfus de Zwijger. Hij werd begraven in de Kluiskapel.

Een groot gedeelte van het bos werd in de 12e eeuw eigendom van de Abdij van Affligem en wordt dan het Afflighem bosch genoemd. Zo staat het ook vermeld op de Ferrariskaart.

De monniken stonden in voor het beheer en de abdij hield toezicht. Om te voldoen in het levensonderhoud van de toenemende bevolking werden grote delen van de bossen geleidelijk gerooid en in cultuur gebracht als akker of weiland.

De hopteelt werd een van de voornaamste teelten in de streek en ging het landschapsbeeld sterk bepalen door de metershoge staken die gebruikt werden voor de teelt.

Het bos zelf werd omschreven als een middelhoutbos, een mengeling van hoogstammig hout en kreupelhout. Het hoogstamhout (eik en beuk) werd aan de omliggende gemeenten en de stad Aalst verkocht als brandhout. Het kreupelhout werd gebruikt door de broodbakkers en brouwers of diende voor hoppestokken.

In 1796 verjoegen Franse soldaten de monniken uit hun abdij. Even later volgde de publieke verkoop van de abdijgebouwen en de omliggende landerijen. Het bos werd volledig gerooid en eveneens verkocht. tekst : Natuurpunt